Maakt meten makkelijker
<<< Terug naar Beslissingstabel

Motricity Index (MI)

Demeurisse,1980; KNGF-richtlijn Beroerte, 2014

De MI evalueert de mate van hemiplegie na een beroerte door middel van observatie van hand-, arm- en beenfunctie tijdens willekeurige bewegingen en globale isometrische spierkrachtmeting van de grote arm- en beenspieren. De MI bevat 2 subtotaal scores: arm en been.

Categorie

Spierkracht (Globaal, CVA)

Doelgroep

FAC 0 of hoger

Doel meetinstrument

  • Evalueren
  • Inventariseren

Type meetinstrument

  • Performancetest

Duur

5 minuten

Protocol MI

Benodigdheden

Standaard:

  • Pen + Invulformulier op clipbord (pagina 55 - 57)
  • Stoel OF Behandelbank OF Bed (bedhekken omlaag).
  • Houten blokje van 2.5 cm3 (2.5 cm hoog, 2.5 cm breed, 2.5 cm diep)

Hulpmiddelen:

  • Niet toegestaan
  • Geen schoenen / pantoffels aan

Ruimte

Een rustige ruimte.

Instructies

Voor het meten:

  • Verzamel de nodige materialen.
  • Leg het doel van het meetinstrument uit: evalueren van willekeurige bewegingen en globale spierkracht in de aangedane (hemiplege) arm en / of been.
  • Laat de cliënt zonder rugsteun op de stoel, behandelbank of bed zitten. Enkel indien de cliënt nog geen rompbalans heeft mag de rug gesteund worden. (Noteer op invulformulier.)
  • De voeten steunen wel op de grond, behalve bij knie extensie en dorsaalflexie van de enkel.

Tijdens het meten:

  • Plaats de cliënt in de juiste uitgangshouding.
  • Lees de instructie luidop. Doe, indien nodig, de opdracht 1 maal voor.
  • “Is alles duidelijk voor u?” Leg indien nodig nogmaals uit.
  • Observeer de uitvoering en geef weerstand indien mogelijk.
  • Omcirkel 1 score per item.

Na het meten:

  • Bereken de (sub)totaalscore en interpreteer deze aan de hand van de normwaarden en vorige resultaten.
  • Plaats de totaalscore op het invulformulier totaalscores (pagina 9).

Scoring

Omcirkel 1 score per item. Bij twijfel houdt u de hoogste score aan. Tel de 3 itemscores per lidmaat op om de subtotalen (maximaal 100) van arm en been te berekenen. Tel alle 6 itemscores op om de totaalscore (maximaal 200) te berekenen. Deel de totaalscore door 2 om de ernst van de hemiplegie uitgedrukt in procent te berekenen.

Let op:

  • De beweging moet over het gehele bewegingstraject geobserveerd worden.
  • De hoogste score (33 punten) moet vergeleken worden met de niet aangedane zijde.
  • Indien 1 lidmaat 3 maal de hoogste score (33 punten) heeft wordt er 1 punt bij opgeteld.

Interpretatie

Een hogere score staat voor een hoger functioneringsniveau. 0 punten staat voor geen (willekeurige) beweging. 33 punten staat voor eenzelfde functioneringsniveau als aan de niet aangedane zijde.

Normwaarden

TODO

Invulformulier MI

  • Cliënt
  • Meetinstrument
(Selecteer één antwoord per item, kies bij twijfel de laagste score.)
1.
Instructie: "Kunt u het blokje tussen duim en wijsvinger van de ondergrond oppakken?" Gebruik een houten blokje van 2.5 cm³. Uitgangshouding: De cliënt zit rechtop binnen grijpafstand van het blokje.
De cliënt kan het blokje oppakken met gelijke knijpkracht als de niet aangedane zijde
De cliënt kan het blokje oppakken met minder knijpkracht dan de niet aangedane zijde
De cliënt kan het blokje oppakken tegen de zwaartekracht
De cliënt kan het blokje vastpakken maar niet optillen tegen de zwaartekracht. (U mag de cliënt bij de pols ondersteunen en de hand bij het blokje brengen)
De cliënt kan het blokje niet vastpakken maar vertoont wel willekeurige bewegingen in vinger / duim
De cliënt vertoont geen willekeurige bewegingen in vinger / duim
2.
Instructie: "Kunt u de arm buigen tot de hand de schouder raakt?" Uitgangshouding: De cliënt zit rechtop, bovenarm is verticaal, onderarm is horizontaal met 90° elleboog flexie.
De cliënt kan de arm tegen gelijke weerstand buigen als de niet aangedane zijde
De cliënt kan de arm tegen minder weerstand buigen dan de niet aangedane zijde
De cliënt kan de arm willekeurig over het gehele bewegingstraject buigen, niet tegen weerstand
De cliënt kan de arm willekeurig over een deel bewegingstraject buigen tegen de zwaartekracht OF over het volledige bewegingstraject vrij van de zwaartekracht. (90° schouderabductie)
De cliënt kan de arm niet willekeurig bewegen maar er is wel m. biceps brachialis activiteit palpabel
De cliënt vertoont geen willekeurige bewegingen EN er is geen activiteit palpabel
3.
Instructie: "Kunt u de arm naar buiten brengen?" Uitgangshouding: De cliënt zit rechtop, bovenarm is verticaal, onderarm is horizontaal met 90° elleboog flexie (indien mogelijk). Eventuele toename van elleboogflexie is toegestaan, anteflexie van de schouder is niet toegestaan.
De cliënt kan de arm tegen gelijke weerstand abduceren als de niet aangedane zijde (vanuit 90° abductie)
De cliënt kan de arm tegen minder weerstand abduceren dan de niet aangedane zijde (vanuit 90° abductie)
De cliënt kan de arm willekeurig over het gehele bewegingstraject abduceren, niet tegen weerstand
De cliënt kan de arm willekeurig over een deel bewegingstraject abduceren tegen de zwaartekracht
De cliënt kan de arm niet willekeurig bewegen maar er is wel m. deltoideus activiteit palpabel
De cliënt vertoont geen willekeurige bewegingen EN er is geen activiteit palpabel
Subtotaal arm (op 100): (Indien score 99 tel 1 erbij op)
4.
Instructie: "Kunt u de voet optrekken, alsof u op de hakken staat?" Uitgangshouding: De cliënt zit rechtop, heupen en knieën in 90° flexie, de enkels in maximale plantairflexie afhangend (Til zo nodig het been daarvoor op.)
De cliënt kan de voet tegen gelijke weerstand optrekken als de niet aangedane zijde (vanuit 20° dors.fl)
De cliënt kan de voet tegen minder weerstand optrekken dan de niet aangedane zijde (vanuit 20° dors.fl)
De cliënt kan de voet willekeurig over het gehele bewegingstraject optrekken, niet tegen weerstand
De cliënt kan de voet willekeurig over een deel bewegingstraject optrekken tegen de zwaartekracht
De cliënt kan de voet niet willekeurig bewegen maar er is wel m. tibialis anterior activiteit palpabel
De cliënt vertoont geen willekeurige bewegingen EN er is geen activiteit palpabel
5.
Instructie: "Kunt u uw knie helemaal strekken?" Uitgangshouding: De cliënt zit rechtop, heupen en knieën in 90° flexie, voeten ongesteund. (Til zo nodig het been daarvoor op.)
De cliënt kan de knie tegen gelijke weerstand strekken als de niet aangedane zijde
De cliënt kan de knie tegen minder weerstand strekken dan de niet aangedane zijde
De cliënt kan de knie willekeurig over het gehele bewegingstraject strekken, niet tegen weerstand
De cliënt kan de knie willekeurig over een deel bewegingstraject strekken tegen de zwaartekracht
De cliënt kan de knie niet willekeurig bewegen maar er is wel m. quadriceps activiteit palpabel
De cliënt vertoont geen willekeurige bewegingen EN er is geen activiteit palpabel
6.
Instructie: "Kunt u de knie richting de kin bewegen, zonder daarbij naar achteren te leunen of op de handen te steunen?" Uitgangshouding: De cliënt zit rechtop, heupen en knieën in 90° flexie, voeten gesteund waardoor het bovenbeen net los komt van de onderlaag.
De cliënt kan de knie tegen gelijke weerstand optrekken als de niet aangedane zijde
De cliënt kan de knie tegen minder weerstand optrekken dan de niet aangedane zijde
De cliënt kan de knie willekeurig over het gehele bewegingstraject optrekken, niet tegen weerstand
De cliënt kan de knie willekeurig over een deel bewegingstraject optrekken tegen de zwaartekracht
De cliënt kan de knie niet willekeurig bewegen maar er is wel m. iliopsoas of m. rectus femoris activiteit palpabel
De cliënt vertoont geen willekeurige bewegingen EN er is geen activiteit palpabel
Subtotaal been (op 100): (Indien score 99 tel 1 erbij op)
Totaal arm + been (op 200):